Havenstraat uitgelicht: nr. 10

Op Havenstraat nr 10 zitten klavecimbelbouwers Anton Amir en Christiaan Kraan. Christiaan is een echte houtbewerker en Anton houdt zich meer bezig met de zakelijke en muzikale kant: contact met de klanten, reparaties en het stemmen van de instrumenten.

Anton komt uit een muzikaal nest. Voor hem kwam de openbaring tot de wereld van de klavecimbels toen zijn moeder een spinet (instrument vergelijkbaar met de klavecimbel) kocht. ‘Dat moment was als een blikseminslag. Toen wist ik, hier wil ik meer van weten, dit wil ik leren spelen, dit wil ik leren kennen.’

Via wat omwegen kwam Anton in 1982 terecht bij Joop Klinkhamer in Amsterdam op de Havenstraat, waar hij het ambacht heeft geleerd en uiteindelijk het bedrijf heeft overgenomen. En nog steeds is hij verslingerd aan het vak. ‘Het is een mooie wisselwerking tussen geest en materiaal. Je moet in staat zijn om een bepaald klankideaal dat je hebt, ook letterlijk vorm te geven in je materiaal’. En dat doe je niet door in een ivoren toren te blijven. Om dat te bereiken praat Anton met musici van over de hele wereld over hun perceptie over hoe een instrument moet klinken.

Joop Klinkhamer zelf zat al sinds 1976 op het terrein, toen het er nog praktisch leeg was. Maar ook toen Anton er kwam was het een primitieve boel. ‘Wij hadden van drie kanten verlengsnoertjes met stroom. Als we een machine aanzetten, gingen eerst alle tl-balken uit’. Inmiddels is er wel krachtstroom gekomen en een fietsroute aangelegd, maar veel meer dan dat heeft de gemeente nooit aan het terrein gedaan.

Wat Anton betreft mag het gebied wel opgeknapt worden, maar niet compleet verbouwd naar een woonwijk met woontorens. Naast het feit dat hij zelf graag op de Havenstraat wil blijven, maakt hij zich zorgen over de diversiteit van de stad. ‘De Amsterdamse binnenstad dreigt een speeltuin voor de rijken te worden die zich een pied à terre kunnen veroorloven. Heel veel appartementen staan om die reden ook leeg, omdat mensen er maar een klein deel van het jaar zijn. Dat is weer slecht voor de middenstand, voor de bakkers, voor de groenteboer, voor de slager die een deel van hun klanten zien verdwijnen.’

Ook zijn eigen bedrijf zal onder druk komen te staan wanneer hij de Havenstraat moet verlaten. Momenteel kunnen ze het redden vanwege de lage huur die ze betalen. ‘Het is heel moeilijk om met ambachtelijk handwerk je brood te verdienen. Om de simpele reden dat het zo waanzinnig arbeidsintenstief is. Als ik ga uitrekenen wat ik per uur verdien, dan word ik daar niet vrolijk van. Maar gelukkig word ik zo vrolijk van het werk zelf, dat dat me niet uit maakt!’

“Als ik ga uitrekenen wat ik per uur verdien, dan word ik daar niet vrolijk van.”

Anton en zijn compagnon zijn de laatste klavecimbelbouwers in Amsterdam. Ze verhuren instrumenten aan partijen als het concertgebouw, het Muziekgebouw aan t IJ, het Philharmonisch Orkest, hebben onderhoudscontracten met conservatoria, geven voorlichting en maken taxatierapporten. Hij draagt daarmee bij aan het culturele klimaat in de stad. Anton is niet bang voor verandering an sich, maar vindt het geen goed teken als er helemaal geen voeling met de historie meer is in een gemeenschap. ‘Dat het oude moeten wijken voor het nieuwe hoeft niet meteen te betekenen dat het oude wordt vernietigd. Want kennis die weg is, is weg. Je trekt niet even een lade open om het er weer uit te halen.’